Loading...
In een recent arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 6 september 2023 oordeelde het Hof dat het bewijsmechanisme van de factuur, zoals geregeld door artikel 8.11, § 4 BW, enkel geldt voor primaire verbintenissen uit hoofde van levering van goederen en diensten, en niet voor secundaire verbintenissen uit hoofde van schadevergoeding (Antwerpen, 6 september 2023, RW 2023-2024, nr. 26, 1031 – 1036).
Vaak worden contractuele schadevergoedingen foutief aangerekend via factuur. Vergoedingen wegens het niet nakomen van contractuele verbintenissen, zoals opzeggings- of verbrekingsvergoedingen geven geen aanleiding tot het opmaken van facturen en maken oneigenlijke facturen uit. Wanneer een dergelijke oneigenlijke factuur niet tijdig wordt geprotesteerd, kan daaruit geen aanvaarding van de factuur of schadevergoeding afgeleid worden.
In voorliggende casus werd een opzegvergoeding n.a.v. de eenzijdige beëindiging van zelfstandige dienstverleningsovereenkomst gefactureerd. Tussen partijen ontstond discussie over de omvang van de opzegvergoeding. De opzeggende partij stelde dat de factuur in kwestie door de opgezegde partij niet werd betwist en stilzwijgend werd aanvaard. Immers bepaalt artikel 8.11, §4 BW dat een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming bewijs oplevert van de aangevoerde rechtshandeling, behoudens tegenbewijs.
Het Hof volgde deze stelling niet, stellende dat het bewijsmechanisme van de factuur slechts geldt voor primaire verbintenissen uit hoofde van levering van goederen en diensten maar niet voor secundaire verbintenissen uit hoofde van schadevergoeding zodat vorderingen voor de betaling van een contractuele schadevergoeding buiten het toepassingsgebied van de factuur vallen. Volgens het Hof diende de door appellante contractueel gefactureerde opzegvervangende vergoeding niet het voorwerp uit te maken van facturatie en maakte de factuur in kwestie een oneigenlijke factuur uit. Het gegeven dat de factuur in kwestie niet tijdig geprotesteerd werd, was volgens het Hof niet ter zake dienend. Wanneer een dergelijke oneigenlijke factuur niet tijdig wordt geprotesteerd, kan daaruit geen aanvaarding van de factuur afgeleid worden.
VIn voormeld arrest wordt nogmaals bevestigd dat vergoedingen wegens het niet nakomen van contractuele verbintenissen, zoals opzeggings- of verbrekingsvergoedingen, geen aanleiding geven tot het opmaken van facturen en oneigenlijke facturen uitmaken. De specifieke bewijsregels verbonden aan een juridische factuur zijn niet van toepassing en uit het gebrek aan protest, kan geen aanvaarding van de oneigenlijke factuur worden afgeleid.
Ter aanvulling hierop kan nog worden meegegeven dat aangezien een contractueel schadebeding geen aanleiding geeft tot het opmaken van een factuur, er geen btw op verschuldigd is en het evenmin aanleiding geeft tot een schadebeding wegens de niet-tijdige betaling van die factuur (Cass. 14 februari 1983, Arr. Cass. 1982-83 en Kh. Tongeren 4 december 2007, DAOR, 2009, afl. 89, 46, noot).